Kort overzicht
- Symptomen: Meestal alleen in gevorderde stadia van kanker, inclusief bloeding na geslachtsgemeenschap of na de menopauze, zware menstruatie, intermenstrueel bloeden of spotting, afscheiding (vaak stinkend of bloederig), pijn in de onderbuik
- Voortgang en prognose:Ontwikkeling door de jaren heen; hoe eerder baarmoederhalskanker wordt ontdekt en behandeld, hoe groter de kans op herstel
- Oorzaken en risicofactoren: Infectie met het seksueel overdraagbare humaan papillomavirus (HPV); andere risicofactoren zijn onder meer roken, vaak wisselen van seksuele partner, veel geboorten, slechte genitale hygiëne, langdurig gebruik van de “pil”
- Behandeling: Chirurgie, radiotherapie en/of chemotherapie, gerichte therapie (antilichaamtherapie)
- Preventie: HPV-vaccinatie, condooms, genitale hygiëne, niet roken
Wat is baarmoederhalskanker?
Baarmoederhalskanker, medisch bekend als baarmoederhalscarcinoom, verwijst naar kwaadaardige tumoren in het onderste deel van de baarmoeder – kwaadaardige celgroei van de baarmoederhals.
Baarmoederhalskanker is een van de drie meest voorkomende vormen van kanker bij vrouwen onder de 45 jaar en komt vooral veel voor in regio's met een lager inkomen of een lagere sociale status. In Europa is het aantal nieuwe gevallen sinds het einde van de jaren negentig grotendeels stabiel gebleven, en in sommige landen daalt het zelfs als gevolg van uitgebreide maatregelen voor vroegtijdige opsporing.
Volgens schattingen van het European Network of Cancer Registries (ENCR) waren er in 30,447 2020 nieuwe gevallen in Europa.
Anatomie
De opening van de baarmoederhals naar de vagina wordt de uitwendige baarmoederhals genoemd. De opening naar het lichaam van de baarmoeder wordt de interne baarmoederhals genoemd.
De binnenkant van de baarmoederhals is bekleed met een slijmvlies: het bestaat uit een bedekkend weefsel (plaveiselepitheel) en daarin ingebedde slijmklieren. Als het slijmvlies van de baarmoederhals kwaadaardige veranderingen ondergaat, spreken artsen van baarmoederhalskanker (baarmoederhalscarcinoom). In de meeste gevallen is het afkomstig van het plaveiselepitheel en wordt het vervolgens geclassificeerd als plaveiselcelcarcinoom. In zeldzamere gevallen ontstaat baarmoederhalscarcinoom uit het klierweefsel van het slijmvlies. In dit geval is er sprake van een adenocarcinoom.
Baarmoederhalskanker moet niet worden verward met baarmoederkanker (kanker van het baarmoederlichaam). Dit laatste wordt in medische terminologie ook wel ‘baarmoedercarcinoom’, ‘endometriumcarcinoom’ of ‘corpuscarcinoom’ genoemd.
Wat zijn de symptomen van baarmoederhalskanker?
Baarmoederhalskanker veroorzaakt in de vroege stadia meestal geen symptomen. Ook de voorstadia van baarmoederhalskanker blijven lange tijd onopgemerkt.
Bij vrouwen ouder dan 35 jaar worden zware menstruaties, intermenstruele bloedingen of spotting ook als mogelijk kankerverwekkend beschouwd. Bloedingen na de menopauze zijn ook een symptoom van baarmoederhalskanker.
Deze symptomen zijn geen duidelijke tekenen van baarmoederhalskanker! Ze kunnen totaal verschillende oorzaken hebben. Uit voorzorg moet u daarom bij dergelijke symptomen medisch advies inwinnen.
Sommige patiënten melden ook pijn in de onderbuik. Onverklaarbaar gewichtsverlies komt ook vaak voor bij vrouwen met baarmoederhalskanker.
Er zijn ook tekenen dat andere organen worden aangetast in gevorderde stadia van kanker. Een paar voorbeelden:
- Een rode verkleuring van de urine treedt bijvoorbeeld op als de kankercellen de urinewegen en de blaas hebben aangetast, waardoor bloedingen in de blaas ontstaan.
- Diepe rugpijn, die vaak uitstraalt naar het bekken, is een mogelijk teken van kanker in het bekken en de wervelkolom.
- Ernstige buikpijn met verlamming van de darmfunctie is mogelijk als de buikdarm wordt aangetast door kanker. Als de darm wordt aangetast, is de stoelgang vaak verstoord.
In het laatste stadium verspreidt de tumor zich door het hele lichaam. Veel vitale organen falen dan, wat uiteindelijk tot de dood leidt.
Wat is de levensverwachting voor baarmoederhalskanker?
In zeer gevorderde stadia van baarmoederhalskanker en bij een recidief is genezing veel moeilijker, maar nog steeds mogelijk. Als de baarmoederhalskanker al uitzaaiingen heeft gevormd in andere organen en zich al in het terminale stadium bevindt, is de behandeling meestal alleen gericht op het verlichten van de symptomen van de patiënt en het zoveel mogelijk verlengen van haar leven.
Artsen noemen een behandeling die gericht is op het genezen van de ziekte als curatief. Als de behandeling er alleen maar toe dient om het resterende leven van de patiënt zo symptoomvrij mogelijk te maken, wordt gesproken van palliatieve behandeling.
De afgelopen decennia zijn de kansen op genezing van baarmoederhalskanker aanzienlijk verbeterd, wat heeft geleid tot een overeenkomstige stijging van de levensverwachting: vandaag de dag sterven jaarlijks slechts de helft zoveel vrouwen aan baarmoederhalskanker als dertig jaar geleden.
Hoe ontstaat baarmoederhalskanker?
Hoewel de HPV-types met een laag risico niet betrokken zijn bij de ontwikkeling van baarmoederhalskanker, veroorzaken ze wel wratten op de geslachtsorganen van mannen en vrouwen.
HPV wordt vrijwel uitsluitend via geslachtsgemeenschap overgedragen. Zelfs condooms bieden onvoldoende bescherming tegen het humaan papillomavirus. Huidcontact in de intieme zone is voldoende om het virus over te dragen.
Andere risicofactoren
Een andere belangrijke risicofactor voor baarmoederhalskanker is roken. Bepaalde gifstoffen uit tabak worden specifiek in het weefsel van de baarmoederhals afgezet. Hierdoor wordt het weefsel gevoeliger voor virussen zoals HPV.
Andere risicofactoren voor baarmoederhalskanker zijn:
- Groot aantal seksuele partners: Hoe meer seksuele partners een vrouw in haar leven heeft, hoe groter haar risico op baarmoederhalskanker.
- Vroeg begin van seksuele activiteit: Meisjes die geslachtsgemeenschap hebben vóór de leeftijd van 14 jaar hebben een verhoogd risico op HPV-infectie – en dus ook op het ontwikkelen van baarmoederhalskanker (of de voorlopers ervan).
- Lage sociaal-economische status: Mensen met een laag inkomen hebben een grotere kans besmet te raken met HPV dan leden van hogere sociale klassen.
- Veel zwangerschappen en geboorten: Elke zwangerschap die minimaal vijf tot zes maanden duurt of elke geboorte verhoogt het risico op HPV-infectie en dus baarmoederhalskanker. Dit komt ofwel door weefselveranderingen tijdens de zwangerschap, ofwel door het feit dat vooral vrouwen met een lage sociaal-economische status meerdere keren zwanger worden.
- Andere seksueel overdraagbare aandoeningen: Bij vrouwen die besmet zijn met HPV draagt een extra seksueel overdraagbare aandoening (zoals genitale herpes of chlamydia) soms bij aan de ontwikkeling van baarmoederhalskanker.
- Verzwakt immuunsysteem: Een verzwakt immuunsysteem wordt bijvoorbeeld veroorzaakt door ziekte (zoals AIDS) of door medicijnen die het immuunsysteem onderdrukken (toegediend na bijvoorbeeld transplantaties). Een verzwakt immuunsysteem is navenant minder effectief in de bestrijding van een HPV-infectie.
Volgens de huidige kennis spelen genetische factoren slechts een ondergeschikte rol bij het ontstaan van baarmoederhalskanker.
Hoe wordt baarmoederhalskanker gedetecteerd?
Het belangrijkste onderzoek is de regelmatige controle bij de gynaecoloog (vroegtijdige opsporing van kanker). Dit geldt ook voor vrouwen die zijn ingeënt tegen de belangrijkste HP-virussen: Vaccinatie vervangt de screening niet, maar is slechts een aanvulling op het screeningsprogramma.
In Duitsland heeft elke vrouw ouder dan 20 jaar recht op een jaarlijks preventief/vroegdetectieonderzoek door een gynaecoloog – ook wel primaire screening genoemd. Alle zorgverzekeraars vergoeden de kosten. Meer informatie kunt u krijgen bij uw gynaecoloog.
Het routineonderzoek voor het vroegtijdig opsporen van baarmoederhalskanker verloopt op precies dezelfde wijze als het onderzoek bij een concreet vermoeden van baarmoederhalskanker (door bijvoorbeeld onregelmatige bloedingen):
Interview over de medische geschiedenis
Eerst vraagt de arts de vrouw naar haar medische geschiedenis (anamnese). Hij vraagt bijvoorbeeld hoe regelmatig en hevig de menstruatiebloedingen zijn en of er af en toe sprake is van intermenstrueel bloedverlies of spotting. Ook zal hij vragen stellen over eventuele klachten, eerdere ziekten en het gebruik van voorbehoedmiddelen.
Gynaecologisch onderzoek & PAP-test
Ook neemt hij met een borsteltje of een wattenstaafje een celmonster van het oppervlak van het slijmvlies van de baarmoederhals en in het baarmoederhalskanaal en onderzoekt dit nader onder de microscoop. Hierdoor kan de arts zien of er veranderde celvormen tussen de slijmvliescellen zijn. Artsen noemen dit onderzoek een uitstrijkje of uitstrijkje (PAP-test).
conisatie
Als de verdachte weefselverandering slechts klein is, voert de gynaecoloog meestal een zogenaamde conisatie uit: hierbij wordt een kegel uit het weefsel gesneden, bestaande uit de pathologisch veranderde cellen en een rand van gezonde cellen eromheen. Dit laatste is bedoeld om ervoor te zorgen dat er geen veranderde cellen achterblijven. In het laboratorium onderzoekt medisch personeel het verwijderde weefsel op kankercellen.
HPV-test
Een test op het humaan papillomavirus (HPV-test) is ook nuttig bij het onderzoeken van de mogelijkheid van baarmoederhalskanker. De gynaecoloog onderzoekt een uitstrijkje van de baarmoederhals op de aanwezigheid van HP-virussen (preciezer: op hun genetisch materiaal).
De HPV-test is meestal niet nuttig voor jongere vrouwen, omdat HPV vaak bij hen wordt aangetroffen, maar de infectie verdwijnt meestal vanzelf.
Ongeacht de leeftijd van een vrouw is een HPV-test geïndiceerd als het PAP-uitstrijkje een onduidelijke uitslag geeft. De kosten van de test worden dan vergoed door de zorgverzekering.
Verdere onderzoeken
Soms zal de arts een computertomografie (CT)-scan en/of magnetische resonantiebeeldvorming (MRI) bestellen. Hiermee kunnen uitzaaiingen in het bekken, de buik of de borst worden opgespoord. Voor het opsporen van uitzaaiingen in de borstholte is een röntgenonderzoek van de borstkas (thoraxfoto) geschikt.
Als er een vermoeden bestaat dat de baarmoederhalskanker is uitgezaaid naar de blaas of het rectum, is een cystoscopie of rectoscopie noodzakelijk. Hierdoor kan elke vorm van kanker worden opgespoord.
Soms wordt chirurgische stadiëring onmiddellijk gevolgd door behandeling. Hierdoor kan de arts tijdens het onderzoek beslissen om de kankergezwel (meestal samen met de gehele baarmoeder) te verwijderen. Dit gebeurt echter alleen als de patiënt vooraf toestemming heeft gegeven.
Regie
Afhankelijk van hoe ver de baarmoederhalskanker zich heeft verspreid op het moment van diagnose, maken artsen onderscheid tussen verschillende stadia van kanker. Dit is belangrijk voor de behandelplanning. Het stadium maakt het ook gemakkelijker om het beloop en de prognose van de kanker te beoordelen.
Wat is de behandeling voor baarmoederhalskanker?
Er zijn in principe drie behandelmogelijkheden voor baarmoederhalscarcinoom. Ze worden afzonderlijk of in combinatie gebruikt:
- chirurgie
- Bestraling (radiotherapie)
- Medicamenteuze behandeling (chemotherapie en gerichte therapieën)
Sommige vrouwen hebben slechts een voorstadium van baarmoederhalskanker (dysplasie). Als deze celveranderingen slechts gering zijn, wachten artsen meestal af, omdat ze vaak vanzelf verdwijnen. De arts controleert dit vervolgens tijdens reguliere controles.
Chirurgie voor baarmoederhalskanker
Er zijn verschillende technieken beschikbaar voor baarmoederhalskankerchirurgie. Ook zijn er verschillende toegangswegen om het zieke weefsel te verwijderen, bijvoorbeeld via de vagina, een buiksnede of laparoscopie.
conisatie
Artsen adviseren u daarom uit voorzorg enige tijd te wachten na een beademing voordat u een kind krijgt. Meer informatie hierover kunt u krijgen bij uw arts.
Trachelectomie
Soms kan niet al het kankerweefsel door conisatie worden verwijderd – een uitgebreidere operatie is dan noodzakelijk. Als de patiënt toch een kinderwens heeft, is een zogenaamde trachelectomie een mogelijke behandelmethode: de chirurg verwijdert een deel van de baarmoederhals (tot tweederde) en de binnenste ligamenten van de baarmoeder. De binnenste baarmoederhals en het baarmoederlichaam blijven echter intact (de chirurg verbindt de binnenste baarmoederhals met de vagina).
Hysterectomie
Als een vrouw met baarmoederhalskanker geen kinderen meer wil, verwijdert de arts vaak de hele baarmoeder. De operatie is ook nodig als de tumor al dieper in het weefsel is gegroeid. Na deze operatie kan de vrouw niet meer zwanger worden.
De blaas en het rectum moeten ook worden verwijderd als de baarmoederhalskanker zich al naar deze organen heeft verspreid.
Radiotherapie bij baarmoederhalskanker
Als een uitgebreide operatie niet mogelijk is (bijvoorbeeld als de patiënt een slechte algemene gezondheid heeft) of als de vrouw dit weigert, kan baarmoederhalskanker als alternatief worden behandeld met radiotherapie of een combinatie van radiotherapie en chemotherapie (radiochemotherapie). Soms wordt na een operatie ook radiotherapie gebruikt om de resterende kankercellen te doden. Artsen noemen dit dan adjuvante radiotherapie.
Radiotherapie bij baarmoederhalskanker veroorzaakt soms acute bijwerkingen. Deze omvatten bijvoorbeeld pijnlijke irritatie van de slijmvliezen in de vagina, blaas of darm, maar ook diarree en infecties. Dergelijke symptomen verdwijnen meestal binnen enkele weken na de bestraling.
Bovendien zijn er soms maanden of jaren na de behandeling sprake van late effecten, waarvan sommige blijvend zijn, zoals een verminderde blaasfunctie, verlies van controle over de darmen, ontsteking van de slijmvliezen met bloedingen of een vernauwde, droge vagina.
Chemotherapie voor baarmoederhalskanker
De snel delende kankercellen reageren bijzonder gevoelig op deze medicijnen. Cytostatische medicijnen belemmeren echter ook de proliferatie van snelgroeiende gezonde cellen, zoals haarwortelcellen, slijmvliescellen en bloedvormende cellen. Dit verklaart de mogelijke bijwerkingen van chemotherapie, zoals haaruitval, misselijkheid en braken, evenals veranderingen in het bloedbeeld met verhoogde gevoeligheid voor infecties.
Gerichte therapie voor baarmoederhalskanker
Soms behandelen artsen baarmoederhalskanker met een kunstmatig geproduceerd antilichaam (bevacizumab) dat zich specifiek op de tumor richt: zodra de kankergezwel een bepaalde omvang heeft bereikt, heeft deze zijn eigen nieuw gevormde bloedvaten nodig om de toevoer van zuurstof en voedingsstoffen te garanderen. Het antilichaam bevacizumab remt een bepaalde groeifactor en daarmee de vorming van nieuwe bloedvaten. Dit voorkomt dat de tumor verder groeit.
Artsen dienen bevacizumab toe als infuus. Gerichte therapie is echter slechts in bepaalde gevallen een optie, namelijk wanneer de baarmoederhalskanker:
- kan niet worden onderdrukt met andere therapieën of
- terugkeert na een aanvankelijk succesvolle therapie (terugval, ook wel recidief genoemd).
Aanvullende behandelingen
Kwaadaardige tumoren zoals baarmoederhalskanker veroorzaken soms hevige pijn. De getroffenen krijgen dan individueel afgestemde pijntherapie.
Veel patiënten ontwikkelen bloedarmoede – hetzij als gevolg van de kanker zelf, hetzij door de behandeling (zoals chemotherapie). Onder bepaalde omstandigheden kunnen de getroffen vrouwen bloedtransfusies krijgen.
Radiotherapie bij baarmoederhalskanker kan soms leiden tot een droge, vernauwde vagina: glijmiddelen kunnen onaangename droogheid tijdens geslachtsgemeenschap helpen voorkomen. Een vernauwing kan worden voorkomen door de vagina regelmatig enkele minuten met hulpmiddelen te strekken.
De diagnose en behandeling van baarmoederhalskanker (of andere vormen van kanker) kan voor sommige vrouwen zeer stressvol zijn. Patiënten hebben daarom recht op psycho-oncologische ondersteuning. Psycho-oncologen zijn speciaal opgeleide artsen, psychologen of sociaal pedagogen die kankerpatiënten en hun naasten emotioneel ondersteunen bij het omgaan met de ziekte.
Rehabilitatie na baarmoederhalskanker (of welke andere vorm van kanker dan ook) heeft tot doel patiënten in staat te stellen terug te keren naar hun sociale en professionele leven. Verschillende therapeuten en begeleiders (artsen, psychologen, fysiotherapeuten, etc.) helpen de getroffen vrouwen om te gaan met de mogelijke gevolgen van de ziekte of behandeling en om weer lichamelijk fit te worden. Patiënten kunnen alle belangrijke informatie over revalidatie verkrijgen bij hun behandelend arts en de sociale dienst van de kliniek.
- In de eerste drie jaar na de behandeling is een driemaandelijks vervolgonderzoek geïndiceerd.
- In het vierde en vijfde jaar na voltooiing van de behandeling wordt een halfjaarlijks vervolgonderzoek aanbevolen.
- Vanaf het zesde jaar vindt het vervolgonderzoek eenmaal per jaar plaats.
Het vervolgonderzoek bestaat doorgaans uit de volgende onderdelen:
- Discussie en overleg
- Lichamelijk onderzoek van de voortplantingsorganen met palpatie van de lymfeklieren
- pap test
Daarnaast voeren artsen met bepaalde tussenpozen een HPV-test, een echografisch onderzoek van de vagina en de nieren en een vergrootglasonderzoek (colposcopie) uit.
Kan baarmoederhalskanker worden voorkomen?
Deskundigen raden aan dat ook jongens zich laten vaccineren tegen HPV. Als ze niet besmet zijn, is er geen risico op infectie voor hun seksuele partners – dit beschermt hen tegen baarmoederhalskanker. De vaccinatie biedt jongens zelf ook bescherming tegen genitale wratten en celveranderingen die tot kanker kunnen leiden (zoals peniskanker).
Vaccinatie
Alles wat u moet weten over het verloop, de effecten en bijwerkingen van de vaccinatie leest u in het artikel HPV-vaccinatie.
Adequate genitale hygiëne en het niet roken helpen ook baarmoederhalskanker te voorkomen.