Bekkenpresentatie: verschillende vormen
Er zijn verschillende soorten stuitligging. Bij allemaal bevindt het hoofd van de baby zich bovenaan en het bekken onderaan de baarmoeder. De positie van de benen varieert echter:
- Pure stuitligging: De baby heeft de beentjes omhoog gevouwen zodat de voetjes voor het gezichtje staan. Bij de geboorte komt de stuitligging dus naar voren.
- Perfecte stuitligging: beide benen zijn gebogen, d.w.z. de knieën zijn opgetrokken richting de buik.
- Onvolmaakte stuitligging: het ene been is gebogen, het andere is omhoog gevouwen zoals in stuitligging.
- Perfecte voetpositie: beide benen naar beneden gestrekt; de voeten bewegen daarom tijdens de geboorte naar voren.
- Onjuiste voetpositie: het ene been is naar beneden gestrekt, het andere is naar boven gevouwen.
- Perfecte kniepositie: De baby ‘knielt’, d.w.z. beide benen zijn naar achteren gebogen.
- Onvolmaakte knielpositie: de baby ‘knielt’ slechts met één been, terwijl het tweede been is opgevouwen.
De zuivere stuitligging is de meest voorkomende vorm van stuitligging. Voet- en stuitligging volgen op de tweede en derde plaats. De kniepositie is zeer zeldzaam.
Alle varianten van stuitligging worden beschouwd als geboorten met een hoog risico waarvoor speciale monitoring vereist is. Onder bepaalde omstandigheden kan het nodig zijn dat baby's via een keizersnede ter wereld komen.
Oorzaken van stuitligging
Bij een vroeggeboorte kan stuitligging bijvoorbeeld optreden als de foetus nog niet is gedraaid op het moment van de vroeggeboorte.
Bij meerlingzwangerschappen zijn de twee tweelingen in ongeveer een derde van de gevallen verdraaid ten opzichte van elkaar, d.w.z. de ene tweeling bevindt zich in hoofdligging, met het hoofd naar beneden, en de andere tweeling bevindt zich in stuitligging, met zijn hoofd naar beneden. van onderaf.
Zelfs als het kind erg groot is en daardoor niet zo goed kan draaien, ontstaat er vaak stuitligging. Hetzelfde geldt als het kind doorgaans weinig of te veel beweegt of onvoldoende ruimte heeft om te draaien vanwege een afwijking aan de baarmoeder of een vernauwd bekken.
Een ongunstig geplaatste placenta en een te korte navelstreng zijn andere mogelijke redenen: ze kunnen voorkomen dat de baby op tijd van stuitligging naar hoofdligging draait.
Bekkenpresentatie brengt risico's met zich mee
Uitwendig draaien voor stuitligging
Drie tot vier weken vóór de verwachte bevallingsdatum kan de arts proberen de baby uitwendig te draaien als deze in stuitligging ligt. De arts probeert de baby met zachte, duwende bewegingen in de baarmoeder van buitenaf te draaien, zodat deze als het ware een salto maakt en het hoofdje op de bodem komt te liggen. Tijdens dit proces wordt de baby gevolgd met een weeënmonitor (CTG).
Het succespercentage van extern draaien is 50 tot 70 procent. Mocht de poging mislukken, dan moet alles voorbereid zijn op een spoedkeizersnede.
Voorwaarden voor een vaginale bevalling vanuit stuitligging
Als de baby aan enkele eisen voldoet, wordt ondanks de stuitligging een vaginale bevalling geprobeerd in de kliniek. De baby mag niet meer wegen dan 3500 gram. Daarnaast mag de buikomtrek van de baby niet significant kleiner zijn dan de omtrek van het hoofdje, zodat het geboortekanaal al gestrekt is als de buik naar buiten komt en het daarna niet te lang duurt voordat het hoofdje geboren wordt. De kop zou dan binnen 20 tot 60 seconden tevoorschijn moeten komen. De aanstaande moeder moet een peridurale verdoving (epidurale) krijgen om de ontspanning te verbeteren en de bevalling te versnellen.