Wat is gedragstherapie?
Gedragstherapie ontwikkelde zich als tegenbeweging op de psychoanalyse. Het kwam voort uit de school van het zogenaamde behaviorisme, die de psychologie in de 20e eeuw vorm gaf. Terwijl de Freudiaanse psychoanalyse zich primair concentreert op interpretaties van onbewuste conflicten, richt het behaviorisme zich op waarneembaar gedrag. Het doel is om menselijk gedrag objectief te onderzoeken.
Klassieke conditionering
De experimenten van de Russische psycholoog Ivan Pavlov waren bepalend voor de bevindingen van het behaviorisme en de hedendaagse gedragstherapie. Hij ontdekte dat goed getrainde honden direct met speekselvloed reageerden op het luiden van een bel, als de bel altijd onmiddellijk vóór het eten werd geluid. De honden hadden geleerd het luiden van de bel te associëren met eten.
De technische term voor dit leerproces is ‘klassieke conditionering’. Dit leerprincipe werkt ook bij mensen.
Gedragstherapie hecht veel waarde aan een wetenschappelijke benadering. Therapiesuccessen moeten meetbaar worden gemaakt door veranderingen in het gedrag van de patiënt te documenteren. Daarnaast is gedragstherapie gebaseerd op actuele wetenschappelijke bevindingen. Er wordt ook rekening gehouden met onderzoeksresultaten uit de biologie en de geneeskunde.
Cognitieve gedragstherapie
Gedragstherapie werd in de jaren zeventig uitgebreid tot cognitieve gedragstherapie. Het is gebaseerd op de veronderstelling dat gedachten en gevoelens een beslissende invloed hebben op ons gedrag. De inhoud en aard van onze gedachten kunnen ongunstige overtuigingen en gedrag teweegbrengen. Omgekeerd kan het veranderen van ongunstige denkpatronen gedrag en gevoelens positief veranderen.
Cognitieve therapie heeft tot doel eerdere manieren van denken in vraag te stellen en eraan te werken. Persoonlijke attitudes en veronderstellingen spelen hierbij een belangrijke rol. Sommige mensen geloven bijvoorbeeld dat ze altijd perfect moeten zijn om aardig gevonden te worden. Vroeg of laat wanhopen ze aan hun onrealistische verwachtingen. Cognitieve therapie gaat over het vervangen van dergelijke ongezonde overtuigingen door realistische.
Wanneer doe je gedragstherapie?
Gedragstherapie kan poliklinisch, dagbehandeling (bijvoorbeeld in een dagkliniek) of intramuraal worden aangeboden. Meestal krijgt u een plaats in therapie via een verwijzing van uw huisarts. Soms moet echter rekening worden gehouden met wachttijden van meerdere weken.
Gedragstherapie vereist de actieve medewerking van de patiënt. De therapie heeft dus alleen zin als de betrokkene bereid is met zichzelf om te gaan en aan zichzelf te werken. Niet alleen tijdens de therapiesessies is samenwerking vereist, maar ook in het dagelijks leven: van de patiënt wordt verwacht dat hij het geleerde in de praktijk brengt en hij krijgt huiswerk mee, dat tijdens de sessies wordt besproken.
Deze zeer directe therapiebenadering, die zich richt op actuele problemen, is niet voor iedereen geschikt. Degenen die graag intensief over zichzelf nadenken en een diepgaand begrip zoeken van de oorzaken van hun problemen, kunnen zich meer op hun gemak voelen bij een op de dieptepsychologie gerichte therapie, zoals op de dieptepsychologie gebaseerde psychotherapie.
Gedragstherapie: kinderen en adolescenten
Gedragstherapiemethoden kunnen ook met succes worden toegepast bij kinderen en adolescenten. De therapeut betrekt vaak de familie. De medewerking van de zorgverleners is bijzonder belangrijk voor het succes van de therapie met kinderen.
Wat doe je bij gedragstherapie?
Het concept van gedragstherapie vereist een goede samenwerking tussen therapeut en patiënt. Het doel is om de onafhankelijkheid en zelfeffectiviteit van de patiënt te bevorderen. Dit betekent dat de therapeut de patiënt actief betrekt bij het therapieproces en alle procedures transparant presenteert.
In tegenstelling tot de psychoanalyse ligt de focus van gedragstherapie niet zozeer op causale gebeurtenissen uit het verleden. Het gaat veeleer om het overwinnen van bestaande problemen door middel van nieuwe manieren van denken en gedrag.
Diagnose en therapieplan
In het begin wordt een nauwkeurige diagnose gesteld. Vervolgens legt de therapeut de aandoening uitgebreid aan de patiënt uit. Veel patiënten vinden het verlichtend als ze gedetailleerd worden geïnformeerd over de typische symptomen, verklaringsmodellen voor de ontwikkeling van hun psychische stoornis en de behandelmogelijkheden.
Vervolgens bepalen therapeut en patiënt gezamenlijk de doelen van de therapie en stellen zij een behandelplan op. Het algemene doel is om ongunstige gedrags- en denkpatronen te veranderen die stressvol zijn of de getroffen persoon beperken.
De eigenlijke gedragstherapie
Bij angststoornissen is exposure- of confrontatietherapie bijvoorbeeld succesvol gebleken. Patiënten worden geconfronteerd met angstwekkende situaties en leren dat deze minder moeilijk te verdragen zijn dan ze vreesden. Patiënten gaan deze confrontatie samen met de therapeut en later alleen aan, totdat de gevreesde situatie geen of nauwelijks angst meer oproept.
Terugvallen voorkomen
Terugvalpreventie houdt in dat de patiënt goed wordt voorbereid op de tijd na de therapie. De therapeut bespreekt met de patiënt de angsten die gepaard gaan met het einde van de therapie. Ook krijgt de patiënt specifieke instructies over hoe om te gaan met eventuele opnieuw optredende problemen. Aan het einde van de gedragstherapie heeft de patiënt een scala aan strategieën en methoden in zijn repertoire die hij of zij in de toekomst kan gebruiken om met moeilijke situaties om te gaan.
Duur van de gedragstherapie
De duur van de gedragstherapie is onder meer afhankelijk van het type en de ernst van de psychische stoornis. Specifieke fobieën (bijvoorbeeld arachnofobie) kunnen soms binnen enkele sessies worden overwonnen. De behandeling van ernstige depressies kan daarentegen meerdere jaren duren. In de regel omvat gedragstherapie echter 25 tot 50 sessies.
Wat zijn de risico’s van gedragstherapie?
Soms voelen patiënten zich overweldigd door de oefeningen. Zelfs als bepaalde uitdagingen deel uitmaken van het therapieconcept, mag gedragstherapie geen extra last worden!
In het verleden richtte gedragstherapie zich uitsluitend op de symptomen en niet op mogelijke triggers – wat vaak werd bekritiseerd. Tegenwoordig besteden gedragstherapeuten niet alleen aandacht aan actuele problemen, maar ook aan mogelijke oorzaken in de geschiedenis van de patiënt.
De angst dat problemen slechts oppervlakkig behandeld zouden worden als onderdeel van de gedragstherapie en dat de klachten zouden verschuiven naar andere gebieden is niet wetenschappelijk bevestigd.
Waar moet ik op letten na gedragstherapie?
Veel mensen met psychische problemen aarzelen om in therapie te gaan. Ze zijn bang om als ‘gek’ te worden gestigmatiseerd of geloven dat niemand hen kan helpen. Maar als ze eenmaal de juiste therapeut hebben gevonden, vinden velen het net zo moeilijk om zonder hem of haar verder te gaan als de therapie eenmaal is afgerond. Er bestaat grote angst dat de problemen terugkeren.
Terugvallen voorkomen
Terugvalpreventie is een belangrijk onderdeel van de gedragstherapie. De therapeut bespreekt met de patiënt hoe hij/zij een terugval kan voorkomen en welke strategieën hij/zij kan gebruiken bij een terugval.
Het wordt als een ongunstig resultaat van de therapie beschouwd als de patiënt zich verloren voelt zonder de therapeut. Bij de gedragstherapie wordt dan ook veel belang gehecht aan de onafhankelijkheid van de patiënt. Uiteindelijk moet de patiënt het leven op lange termijn zelfstandig kunnen volhouden.
De vaardigheden die de patiënt in de gedragstherapie heeft geleerd, moeten ook na de therapie worden geoefend. Dit betekent bijvoorbeeld dat we hun angsten onder ogen moeten blijven zien en negatieve gedachten in twijfel moeten blijven trekken.
Omdat lichaam en geest met elkaar verbonden zijn, vormen sport, gezonde voeding, voldoende slaap en zo min mogelijk stress de basis voor een blijvend gezonde geest.